Locations
The clause "you cannot assign any rights under this agreement to a third party and any assignment by you shall have no (property law) (goederenrechtelijk) effect whatsoever" is absolutely no stranger to the world of contract law.
However, will such clause still be valid after new legislation enters into force? In this blogpost, Marcel Willems and Joanne Uiterwijk (Contracting & Dispute Resolution) will discuss a legislative proposal concerning this matter that was accepted by the House of Representatives on 11 June 2024.[1]
In the Netherlands, ownership, limited rights and claims are generally freely assignable and can be subject to limited rights. However, under current Dutch law, parties may agree that claims cannot be assigned to third parties and, thus, cannot be subject to a right of pledge. In practice, this option is frequently incorporated in agreements (often by way of the applicable general term and conditions). The use of the word "cannot" instead of "may not" indicates that any assignment despite such clause does not just constitute a breach, but has no legal effect.
New legislation aims to prohibit standard clauses which determine that certain claims are not assignable or pledgeable.[2] Reason is that such clauses prevent creditors (especially small and medium-sized enterprises) from using these claims, e.g., as collateral when trying to acquire a loan from a bank. Several countries, such as Germany, Austria and the United Kingdom have already restricted or prohibited contractual non-assignment or non-pledge clauses. Freely allowing such clauses in the Netherlands, therefore, leads to a distortion of the level-playing-field to the disadvantage of Dutch businesses.
There are several conditions that must be met in order for this prohibition to apply:
a. Personal Claims – Firstly, the claim on the debtor has to be a personal claim. This means that the prohibition does not apply to claims that are payable to order or to bearer.
b. Business Claims – Secondly, the creditor has to be a professional party or business. The debtor can either be a legal entity or a private individual. It will, therefore, remain possible for private creditors to agree that claims cannot be assigned or subject to a right of pledge.
c. Relation Creditor-Debtor – Thirdly, the prohibition only applies to contractual clauses between creditor and debtor. As a result, negative pledge[3] and pari passu[4] clauses are not affected.
d. Exceptions – Lastly, the new legislation sets out four types of claims that are excluded from the prohibition, namely claims: (i) arising from a checking or savings account; (ii) arising from a credit or loan agreement where, on the lender's side, several parties are or will be involved; (iii) from or on a clearing institution, a settlement agent, clearing house or central bank; (iv) that are paid into a bank account held for the purpose of payment of wage tax, turnover tax and social insurance premiums.
If this prohibition applies, the debtor must be notified in writing in order to establish a disclosed assignment of or right of pledge on a claim. It is important to note that this legislation will not only apply to future agreements that include such clauses, but also to current agreements. In order to allow businesses to anticipate the new legislation, the proposal provides that a three-month transition period will apply to existing non-assignment and non-pledge clauses. However, it may be wise to already start identifying which claims will be affected by this new legislation as we expect that the Senate will approve of this new legislation soon.[5]
If you have any questions regarding this legislative proposal and its effects on your current or future agreements, please contact Marcel Willems or Joanne Uiterwijk.
Dutch
Nederland: Tweede Kamer stemt in met wetsvoorstel over overdraagbaarheid en verpandbaarheid van vorderingen
De bepaling "u kunt geen rechten uit hoofde van deze overeenkomst overdragen aan een derde en een overdracht door u heeft geen goederenrechtelijk effect" is absoluut geen onbekende in de wereld van het contractenrecht. Maar is een dergelijke bepaling nog steeds geldig nadat nieuwe wetgeving van kracht wordt? In deze blog bespreken Marcel Willems en Joanne Uiterwijk (Contracting & Dispute Resolution) een wetsvoorstel over dit onderwerp dat op 11 juni 2024 door de Tweede Kamer is aangenomen.[6]
In Nederland zijn eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten over het algemeen vrij overdraagbaar en kunnen hier beperkte rechten op worden gevestigd. Onder de huidige Nederlandse wetgeving kunnen partijen echter overeenkomen dat vorderingen niet aan derden kunnen worden overgedragen en dus niet kunnen worden onderworpen aan een pandrecht. In de praktijk wordt deze mogelijkheid vaak opgenomen in overeenkomsten (vaak via de toepasselijke algemene voorwaarden). Het gebruik van het woord "kan niet" in plaats van "mag niet" geeft aan dat een overdracht geen rechtsgevolgen heeft.
De nieuwe wetgeving wil standaardbepalingen verbieden waaruit volgt dat bepaalde vorderingen niet overdraagbaar of verpandbaar zijn.[7] De reden hiervoor is dat dergelijke bepalingen schuldeisers (vooral kleine en middelgrote ondernemingen) verhinderen om deze vorderingen te gebruiken, bijvoorbeeld als onderpand wanneer ze een lening van een bank proberen te krijgen. Verschillende landen, zoals Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, hebben contractuele bepalingen die de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van vorderingen belemmeren al aan voorwaarden onderworpen of verboden. Het vrijelijk toestaan van dergelijke bepalingen in Nederland leidt daarom tot een verstoring van het gelijke speelveld ten nadele van Nederlandse bedrijven.
Er moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan om dit verbod van toepassing te laten zijn:
a. Vorderingen op naam – Ten eerste moet de vordering op de schuldenaar een vordering op naam zijn. Dit betekent dat het verbod niet geldt voor vorderingen aan order of aan toonder.
b. Zakelijke vorderingen – Ten tweede moet de schuldeiser handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De schuldenaar kan zowel een rechtspersoon als een particulier zijn. Het blijft dus mogelijk voor particuliere schuldeisers om overeen te komen dat vorderingen niet kunnen worden overgedragen of verpand.
c. Relatie schuldeiser-schuldenaar – Ten derde is het verbod alleen van toepassing op contractuele bepalingen tussen schuldeiser en schuldenaar. Als gevolg worden negative pledge[8] en pari passu[9] bepalingen niet door dit verbod getroffen.
d. Uitzonderingen – Tot slot worden in de nieuwe wetgeving vier soorten vorderingen genoemd die zijn uitgezonderd, namelijk vorderingen: (i) uit hoofde van een betaal- of spaarrekening; (ii) uit hoofde van een krediet- of geldleningovereenkomst waarbij aan de kant van de kredietgever meerdere partijen betrokken zijn of zullen zijn; (iii) van of op een clearinginstelling, een afwikkelende instantie, verrekeningsinstituut of centrale bank; (iv) die zullen worden betaald op een bankrekening die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies.
Als dit verbod van toepassing is op een vordering, moet voor de totstandkoming van een openbare cessie of een openbaar pandrecht schriftelijk mededeling worden gedaan aan de schuldenaar. Het is belangrijk dat deze wetgeving niet alleen van toepassing zal zijn op toekomstige overeenkomsten die dergelijke bepalingen bevatten, maar ook op huidige overeenkomsten. Om bedrijven in staat te stellen te anticiperen op de nieuwe wetgeving, voorziet het voorstel in een overgangsperiode van drie maanden voor bestaande onoverdraagbaarheids- en onverpandbaarheidsbepalingen. Het kan echter verstandig zijn om nu al te inventariseren op welke vorderingen deze nieuwe wetgeving van toepassing zal zijn, aangezien we verwachten dat de Eerste Kamer deze nieuwe wetgeving binnenkort zal aannemen.[10]
Heeft u vragen over dit wetsvoorstel en de gevolgen daarvan voor uw huidige of toekomstige overeenkomsten, neem dan contact op met Marcel Willems of Joanne Uiterwijk.
[1] The legislative proposal first needs to be approved by the Senate before it can become applicable.
[2] It will still be possible to establish a right of usufruct if this new legislation enters into force.
[3] A negative pledge clause prevents one from pledging a claim to other parties.
[4] A pari passu clause concerns ranking and ensures that one will have an equal security position.
[5] The Senate Committee will hold its procedural meeting on 2 July 2024.
[6] Het wetsvoorstel dient eerst te worden aangenomen door de Eerste Kamer voordat het in werking kan treden.
[7] Het blijft mogelijk om een recht van vruchtgebruik te vestigen als deze wetgeving in werking is getreden.
[8] Een negative pledge bepaling voorkomt dat men vorderingen verpandt aan andere partijen.
[9] Een parri passu bepaling ziet op rangorde en houdt in dat men tenminste een gelijkwaardige zekerheidspositie krijgt.
[10] De Eerste Kamercommissie houdt op 2 juli 2024 haar procedurevergadering.